LEGAL UPDATE: GEEN MONDKAPJE, GEEN LOON!
Vorige week heeft de rechtbank Midden-Nederland (voorzieningenrechter in Utrecht) in kort geding geoordeeld dat een werknemer gehouden is een mondkapje te dragen, indien de werkgever dat met een beroep op het instructierecht ex art. 7:660 BW van hem verlangt. Bij niet naleving van de redelijke instructies mag de werkgever het loon opschorten en de werknemer op non-actief stellen zo lang niet wordt voldaan aan de opgedragen verplichting.
Het onderhavige geval betreft een werknemer in dienst van een bakkerij. In de functie van chauffeur is hij verantwoordelijk voor het rondbrengen van goederen tussen afnemers en leveranciers. In oktober 2020 heeft de werkgever in verband met de coronapandemie een mondkapjesplicht op de werkvloer ingesteld. De werknemer weigert vervolgens een mondkapje te dragen. De instructie tot het dragen van een mondkapje zou volgens de werknemer een ongeoorloofde inbreuk maken op zijn persoonlijke levenssfeer ex art. 10 GW, omdat dit hinder, ongemak en gezondheidsrisico’s zou veroorzaken. Daarnaast werd namens de werknemer bepleit dat de werkgever chauffeurs had moeten uitzonderen van de mondkapjesplicht, nu de werknemer voornamelijk alleen op het transport zit. De werkgever schort na verschillende waarschuwingen de loondoorbetaling op en stelt hem op non-actief. De werknemer start hierop een kort geding en vordert nabetaling van zijn loon en toelating tot zijn werk.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een werknemer zich in beginsel aan de instructies van zijn werkgever dient te houden. Dit is enkel anders indien het instructierecht een ongeoorloofde inbreuk maakt op een grondrecht van de werknemer. Echter, in dit geval dient de ingestelde mondkapjesplicht twee legitieme doelen: (i) de werkgever is verplicht voor een veilige werkomgeving te zorgen en (ii) heeft een bedrijfsbelang te beschermen (onder meer gelet op de loondoorbetalingsplicht bij ziekte). Van belang is dat het mondkapje een maatschappelijk aanvaard middel is tegen de verspreiding van het coronavirus. Om die reden mocht de werkgever er bij de uitoefening van zijn instructierecht vanuit gaan dat het dragen van een mondkapje aan de veiligheid en gezondheid van de werkomgeving kan bijdragen. Ook verwerpt de voorzieningenrechter de stelling van werknemer dat de werkgever had moeten differentiëren naar functie. De werkgever heeft belang bij het trekken van één lijn: de werknemer maakt deel uit van een arbeidsorganisatie en heeft rekening te houden met de belangen van andere werknemers. Anders gezegd: een mondkapjesplicht is alleen effectief als iedereen zich eraan houdt. Verder hecht de voorzieningenrechter belang aan het feit dat de werknemer enkel een mondkapje hoeft te dragen op de werkvloer (in 10-20% van de tijd) en niet tijdens het transport (80-90% van de tijd). Van een ongeoorloofde inbreuk is dus geen sprake. De rechter wijst de vorderingen van werknemer af.
Kortom, werkgevers mogen werknemers verplichten een mondkapje te dragen met een beroep op het instructierecht ex artikel 7:660 BW. Indien een werknemer geen gehoor geeft aan de instructie, mag de werkgever het loon opschorten en de toegang tot het werk ontzeggen. Voor de praktijk blijft van belang dat de rechter bij een beroep op de persoonlijke levenssfeer steeds een belangenafweging zal moeten maken op grond van de omstandigheden van het geval. Dat betekent dat persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de werknemer en omstandigheden bij de werkgever ertoe kunnen leiden dat sancties op schending van een mondkapjesplicht in een ander geval niet gerechtvaardigd worden geacht.
De werkgever heeft inmiddels een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter ingediend. De kantonrechter zal moeten oordelen of het feitencomplex het ontbindingsverzoek van de werkgever rechtvaardigt. To be continued…
Chiraz Muradin B.V. | NoMA House | Gustav Mahlerlaan 1212 | 1081 LA Amsterdam
T: +31 20 308 5924 | E: info@chirazmuradin.com
Algemene Voorwaarden | Klachtenregeling | Rechtsgebiedenregister | Privacyreglement
KVK: 77532104 | BTW: NL861037509B01