LEGAL UPDATE: DOORNROOSJE HEEFT RECHT OP VERGOEDING
Voorafgaand
Drie jaar geleden oordeelde de Hoge Raad in de zogenoemde Xella-beslissing dat een slapend dienstverband in beginsel op verzoek van werknemer moet worden beëindigd onder toekenning van een vergoeding. Zeer recent oordeelde de Hoge Raad dat hetgeen is bepaald in de Xella-beslissing geldt voor alle soorten slapers. In deze Legal Update behandelen wij de Xella-beslissing van 8 november 2019 en de verduidelijkingen middels het Ammeraal-arrest en de ESD-SIC-beschikking van 11 november 2022.
Xella-beslissing
Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op prejudiciële vragen omtrent slapende dienstverbanden. Een slapend dienstverband betreft een dienstverband dat na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet is opgezegd door de werkgever, hoewel hij daartoe wel bevoegd was en waarbij de werknemer inmiddels ook geen loon meer wordt betaald.
De vraag rees of de werkgever op basis van “goed werkgeverschap” ex art. 7:611 BW gehouden kon worden om in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van het ‘slapende dienstverband’, onder toekenning van de transitievergoeding aan de werknemer ter hoogte van het bedrag dat de werkgever op grond van de Wet Compensatie Transitievergoeding kan verhalen op het UWV. De Hoge Raad beantwoordde die vraag bevestigend en heeft in zijn prejudiciële beslissing van 8 november 2019 onder meer het volgende overwogen:
“De wetgever beoogt met de Wet compensatieregeling transitievergoeding een einde te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden’. De compensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetsgeschiedenis gegeven redenen brengen mee dat als norm van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW geldt dat een ‘slapend dienstverband’ in beginsel behoort te worden beëindigd als de werknemer dat wenst en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring daarvan. Die norm brengt tevens mee dat in dat geval in beginsel door de werkgever aan de werknemer een vergoeding behoort te worden toegekend. (…)
Als is voldaan aan de vereisten van art. 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. (…)
De Wet compensatie transitievergoeding treedt in werking op 1 april 2020. Een aanspraak op compensatie is mogelijk voor arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 zijn geëindigd. (…) Vanaf 1 april 2020 geldt echter ingevolge art. 2 Regeling compensatie transitievergoeding dat voor een aanvraag op grond van de Wet compensatie transitievergoeding vereist is dat de volledige vergoeding aan de werknemer is voldaan, hetgeen de werkgever verplicht tot voorfinanciering.”
Het Ammeraal-arrest
Het Ammeraal-arrest van 11 november jl. gaat over de reikwijdte van de Xella-beslissing van 8 november 2019. Aan de orde komt of voor de beoordeling van de gehoudenheid aan de Xella-norm van belang is (i) of ter zake van die vergoeding aanspraak kan worden gemaakt op compensatie als bedoeld in art. 7:673e BW en (ii) of de bevoegdheid tot opzegging uit hoofde van art. 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor 1 juli 2015 is ontstaan, dan wel op of na die datum (‘diepslapers’ respectievelijk ‘semi-diepslapers’).
In het Ammeraal-arrest van 11 november 2022 heeft de Hoge Raad de Xella-beslissing verduidelijkt:
“In overeenstemming met hetgeen hiervoor […] met betrekking tot art. 7:673e BW is overwogen, moet […] de prejudiciële beslissing in de zaak Xella […] aldus worden verstaan dat ook werkgevers die de arbeidsovereenkomst voor 1 juli 2015 hadden kunnen opzeggen, gehouden zijn in te stemmen met een voorstel van een werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding, zij het dat dit geldt voor voorstellen gedaan op of na 20 juli 2018. De [wettelijke] maximering leidt slechts ertoe dat voor de berekening van de hoogte daarvan het dienstverband fictief wordt bekort tot het moment waarop de bevoegdheid tot opzegging is ontstaan.
Het voorgaande komt erop neer dat hetgeen in de prejudiciële beslissing in de zaak Xella is overwogen ook betrekking heeft op dienstverbanden van diepslapers en semi-diepslapers, omdat een werkgever, indien aan de voorwaarden van art. 7:673e lid 1, aanhef en onder a, BW is voldaan, ook in die gevallen aanspraak kan maken op de in die bepaling voorziene compensatie.
Uit het voorgaande volgt dat juist is het oordeel van het hof dat de vraag of het dienstverband voor of na 1 juli 2015 slapend is geworden, geen beantwoording behoeft.”
De ESD-SIC-beschikking
De ESD-SIC-beschikking van eveneens 11 november 2022 gaat over de vraag vanaf welk moment de Xella-norm geldt zoals door de Hoge Raad geformuleerd in zijn prejudiciële beslissing van 8 november 2019 over slapende dienstverbanden. Het antwoord daarop is bepalend voor de beoordeling van de rechtspositie van een werkgever die in de periode voorafgaand aan de Xella-beslissing heeft geweigerd in te stemmen met een voorstel van een werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding, terwijl de arbeidsovereenkomst nadien zonder toekenning van een vergoeding is geëindigd.
In de ESD-SIC-beschikking heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
“De Xella-norm berust erop dat de werkgever ter zake van die vergoeding aanspraak kan maken op compensatie als bedoeld in art. 7:673e BW en daarom in beginsel geen redelijk belang heeft bij voortduring van de arbeidsovereenkomst.
Bij de omstandigheid dat de Xella-norm berust op een wettelijke aanspraak op compensatie, past het te aanvaarden dat deze norm eerst gold vanaf het moment waarop werkgevers ervan konden uitgaan dat die aanspraak er zou komen. Vanaf dat moment kon van hen redelijkerwijs worden verwacht dat zij hun gedrag daarop afstemden. Hoewel al ruim voordien sprake was van een daartoe strekkend voornemen, was de komst van een wettelijke aanspraak op compensatie pas voldoende zeker met de publicatie van de Wet compensatieregeling transitievergoeding in het Staatsblad, dat wil zeggen op 20 juli 2018.
Dat aan de compensatieregeling terugwerkende kracht is verleend tot 1 juli 2015 maakt dit niet anders. Daarmee heeft de wetgever niet anders voor ogen gehad dan dat ook werkgevers die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet compensatieregeling transitievergoeding een (transitie)vergoeding hebben betaald, voor compensatie in aanmerking kunnen komen.”
Lessen voor de praktijk
- De Xella-norm houdt in dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap is gehouden in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van een slapend dienstverband, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.
- De Xella-norm berust erop dat de werkgever ter zake van die vergoeding aanspraak kan maken op compensatie als bedoeld in art. 7:673e BW en daarom in beginsel geen redelijk belang heeft bij voortduring van de arbeidsovereenkomst.
- Werkgevers hebben pas vanaf 20 juli 2018 redelijkerwijs rekening kunnen houden met de Wet compensatieregeling transitievergoeding. Om die reden zijn werkgevers ook pas per die datum gehouden mee te werken aan een verzoek tot beëindiging van een slapend dienstverband.
- De Xella-norm geldt voor alle soorten slapers. Zowel voor diepslapers (werknemers waarbij de wachttijd vóór 1 juli 2015 is verstreken en waarbij de bevoegdheid tot opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid vóór 1 juli 2015 is ontstaan) als voor semi-diepslapers (werknemers waarvan de wachttijd vóór 1 juli 2015 is verstreken, maar waarvoor de bevoegdheid tot opzegging van de langdurige arbeidsongeschiktheid pas na 1 juli 2015 is ontstaan). De vraag of het dienstverband voor of na 1 juli 2015 slapend is geworden, is niet relevant.
Heeft u in de praktijk met voornoemde casuïstiek te maken, dan kunt u de betaalde vergoeding ter compensatie indienen via deze link. Uiteraard zijn we u daarbij graag behulpzaam.
Chiraz Muradin B.V. | NoMA House | Gustav Mahlerlaan 1212 | 1081 LA Amsterdam
T: +31 20 308 5924 | E: info@chirazmuradin.com
Algemene Voorwaarden | Klachtenregeling | Rechtsgebiedenregister | Privacyreglement
KVK: 77532104 | BTW: NL861037509B01